’Proces De Punt een klucht’

Gepubliceerd op: 29-5-2018

De oorspronkelijke drijvende krachten achter het proces rond de treinkaping bij De Punt zijn diep teleurgesteld over hoe de zaak is verlopen. Volgens hen is een poging tot waarheidsvinding geëindigd in een klucht.

Afbeelding verwijderdPubliek bekijkt na de beëindiging van de kaping bij De Punt, in juni 1977, de met kogels doorzeefde trein. Foto ANP

Onderzoeker Jan Beckers (links), met naast hem oud-treinkaper Junus Ririmasse en nabestaande Nona Lumalessil, is bang dat een eenmalige kans om te achterhalen wat er op 11 juni 1977 precies gebeurde bij De Punt verkeken is. 

Onderzoeker Jan Beckers, oud-treinkaper Junus Ririmasse en nabestaande Nona Lumalessil zwengelden de discussie over de beëindiging van de gijzeling aan. Bij de bestorming kwamen zes van de negen kapers om. Beckers, Ririmasse en Lumalessil stonden aan de wieg van de rechtszaak die hierover door advocaat Liesbeth Zegveld wordt gevoerd. Inzet daarvan: genoegdoening voor nabestaanden, omdat bij de actie te veel geweld zou zijn gebruikt.

Voorafgaand aan vrijwel elke zitting lekken verklaringen of bewijsstukken uit die negatief zijn voor de mariniers en het kabinet dat de opdracht tot de actie gaf. Zo ook voor de zitting van vandaag.

’Lawaai’
„Zegveld maakt steeds heel veel lawaai, maar dat is niks meer dan het verhullen van gebrek aan inhoudelijke kennis over wat er in de trein is gebeurd. Door die herrie lijkt zij te hopen dat die ene getuige zich meldt die kan bevestigen dat er sprake is geweest van executies in opdracht van de regering. Maar als dat na twee jaar nog niet is gebeurd, lijkt die kans wel heel klein”, luidt Jan Beckers’ harde oordeel.

In het verleden trokken de onderzoeker, Ririmasse en Lumalessil nauw met Zegveld op. Ze raakten gebrouilleerd nadat onenigheid was ontstaan over de processtrategie. „Ze mist het belangrijkste punt. Of er nu wel of geen opdracht is gegeven. Als er executies hebben plaatsgevonden, dan is de Staat daarvoor verantwoordelijk. Zegveld had zich moeten concentreren op de vraag of er executies zijn geweest”, vindt Beckers.

Wat hem, Ririmasse en Lumalessil stoort, is dat bewijsmateriaal wat in hun ogen antwoorden kan geven niet aan bod is gekomen. Het gaat om foto’s, getuigenverklaringen, schouwrapporten en ballistische onderzoeken. Beckers, Ririmasse en Lumalessil beschikken via een omweg over die laatste twee niet-openbare stukken.

De verslagen hebben ze laten analyseren door patholoog-anatoom Frank van de Goot. Hij stelt dat volgens de rapporten de gijzelnemers tijdens het vallen van de fatale schoten nog bewogen en dat ze op korte afstand door het hoofd zijn geschoten. Hij zegt niet te kunnen zeggen of er sprake is geweest van executies. Voor dat oordeel is volgens de bekende deskundige een aanvullende bron nodig.

De voormalige aanjagers van het proces snappen niet waarom de onderzoekers van toen en Van de Goot niet als getuigen zijn opgeroepen. Terwijl advocaat Zegveld wel elf mariniers als getuigen aanvroeg. „Dat had voor ons niet gehoeven. Hun getuigenissen hebben weinig gebracht”, vindt Jan Beckers. „Op basis van verklaringen van de deskundigen was het, denken wij, wel mogelijk geweest duidelijk te krijgen wat er is gebeurd.”

Ontgoocheld
Wat overheerst, is teleurstelling. Nona Lumalessil en Junus Ririmasse zijn extra ontgoocheld door het gebrek aan steun vanuit hun gemeenschap en de regering van de Republiek der Zuid-Molukken in ballingschap. Jan Beckers is bang dat een eenmalige kans om te achterhalen wat er op 11 juni 1977 precies gebeurde verkeken dreigt te raken. Hij zal net als zijn Molukse vrienden vandaag aanwezig zijn, maar vreest weer met kromme tenen op de publieke tribune te zitten. „Er is één kans om de geschiedenis op een eerlijke manier te schrijven. Daar hebben we jarenlang hard aan gewerkt. Maar we zijn bang dat die kans nu wordt, of al is, verprutst.”

Bron : telegraaf/krant

Altijd op de hoogte? Meld u aan voor de wekelijkse nieuwsbrief