Commandant Mac Mootry beducht voor gevaar tijdens nieuwe missie in Noorwegen

Gepubliceerd op: 29-12-2018

Voor de krijgsmacht was 2018 het jaar van herstel met tegenslagen. Bij weinig eenheden speelde dit zo sterk als bij het Korps Mariniers. Terwijl de zeesoldaten eindelijk betere kleding en wapens krijgen, houdt een bovengemiddeld aantal het voor gezien. Desondanks kijkt commandant Jeff Mac Mootry uit naar het nieuwe jaar, waarin het korps een nieuwe, maar toch vertrouwde taak in de Noorse poolkou wacht.

Afbeelding verwijderdBrigade-generaal Jeff Mac Mootry, commandant van het Korps Mariniers @RIAS IMMINK

Het is geen afgesproken werk, maar het onderstreept wel het voornaamste punt dat de generaal wil maken. Terwijl de korpscommandant een vraag over de toekomst van het korps beantwoordt, komt collega Jarst de Jong binnen. De kolonel is vrijwel onherkenbaar door de kokssloof die hij draagt. Hij loopt er zo bij vanwege het saamhorigheidsdiner voor oud-mariniers later op de avond. Voor de voormalige collega’s of hun nabestaanden zet iedereen van hoog tot laag zich in. Mariniers laten elkaar niet in de steek. Daarom alleen al heeft de hoogste marinier in rang een onwrikbaar geloof in de toekomst van zijn korps.

Vertrek
Toch was het beeld afgelopen jaar wel wat anders. Ietwat gechargeerd leek het alsof de laatste marinier binnenkort het licht zal uitdoen. Uit onvrede met de salarissen, arbeidsvoorwaarden, gebrek aan goed materieel en de geplande verhuizing van Doorn naar Vlissingen verliet een hoog aantal zeesoldaten het korps. Tot september trokken 157 mannen – de eerste vrouwelijke marinier in opleiding haalde het dit jaar niet – voor het laatst de kazernepoort achter zich dicht. Dat waren er in 2017 nog 114.

Uit een eigen enquête bleek dat bijna zeventig procent van de mariniers vertrekt als Vlissingen doorgaat. Daarmee is de continuïteit van de eenheid – zo stelde Mac Mootry tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer – in gevaar. Die waarschuwing kwam na een column van zijn hand in mariniersblad QPO, waarin hij de politiek vraagt nog een keer heel goed naar Vlissingen te kijken. Die column leverde hem naar eigen zeggen heel veel positieve reacties op, maar lag ook gevoelig. Met name in het Haagse.

„Ik heb me geen moment verveeld”, zegt de korpscommandant droogjes als hij zijn jaar samenvat. Om serieuzer te vervolgen: „Mijn taak is simpel: ik moet zorgen dat het korps inzetbaar is, de juiste kwaliteit levert en relevant blijft. Alles wat ik doe, staat in het teken daarvan. In dat kader vond ik mijn column gepast. Ik ben trouwens niet blind voor wat er in Den Haag gebeurt. Hiervoor was ik chef de kabinet van de Commandant der Strijdkrachten, dus ik ken de Haagse dynamiek.”

Aanvalsplan
„Een deel van de kritiek die ik kreeg, kwam los omdat ik de eerste leidinggevende vanuit het korps was die publiekelijk dit punt maakte. ’Waarom hebben jullie in 2012 niks gezegd toen het besluit viel’, werd me voor de voeten geworpen. Dat vond ik niet zo’n sterk punt. Wanneer ik een aanvalsplan maak, kan het over een week niet meer het beste plan zijn. Ik heb Vlissingen nooit een onzinnig besluit genoemd. Ik heb alleen opgeroepen er op basis van voortschrijdend inzicht nog eens heel goed naar te kijken en ik heb het idee dat de zorg is gehoord.”

Een ander voor militaire leidinggevenden heikel punt zijn de salarissen. Bij alle krijgsmachtdelen vinden velen dat ze veel te weinig verdienen. Het komt uit interne onderzoeken en exitgesprekken naar voren als een van de vertrekredenen. De commandant kan daar echter heel weinig aan doen; zo goed als niets eigenlijk. Zoals in zijn ogen ook de handen van de minister en staatssecretaris gebonden zijn.

Jaarplanning
„Mijn indruk is dat ze echt wel meer willen, maar beperkte ruimte hebben in het kabinet. Dat is niet anders. Wij proberen te doen wat binnen onze macht ligt. Dat betekent een betere jaarplanning waardoor mariniers meer tijd voor hun gezin hebben. We gaan dus niet meer in de voorjaarsvakantie schieten in Duitsland omdat er dan toevallig een oefenterrein vrij is. De balans tussen thuis en werk is belangrijk, weten we. Dus proberen we daar goed mee om te gaan. Ook proberen we mensen betere uitrustingen te geven; ook die vormen een vertrekreden. We proberen zelf – buiten de reguliere aanbestedingstrajecten – zo veel mogelijk goede schoenen, helmen en gevechtsvesten te kopen. Die aanpak werkt en heeft een positief effect op de uitval uit de opleiding. Die was lang te hoog met wel vijftig procent. Alleen al door goede schoenen te verschaffen, hebben we in één cursus de uitval vanwege voet- en beenblessures met dertig procent teruggebracht.”

„Je vergeet het soms, maar als het om materieel gaat, komen we echt van ver. Ik heb het kunnen zien tijdens de bergtraining in Schotland, die ik voor het laatst meemaakte in 2012. Het verschil tussen toen en nu is groot. Mensen hebben mooie regenpakken van Gore Tex, goede wapens en nachtzichtapparatuur. In 2012 had slechts een klein deel van de mariniers nachtzicht. Natuurlijk komt dat beroerd over wanneer je naast een club Britten staat die wel allemaal zo’n kijker hebben.”

Wensenlijstje
Uit de terugblik rolt vrijwel automatisch een wensenlijstje voor 2019. Extra geld om personeel binnen te houden, het doorzetten van de trend van meer goed materieel en een definitieve streep door Vlissingen? De generaal moet glimlachen om de suggestie, maar kopt hem niet in. „Wat Vlissingen betreft, zal er komend jaar zeker duidelijkheid komen.”

Bij het vooruitkijken legt Mac Mootry het accent liever op de militaire plannen. Nederlandse mariniers gaan met collega’s van de vloot deel uitmaken van een troepenmacht in Noorwegen. Zeshonderd mannen zullen drie maanden per jaar in het genadeloze poolgebied oefenen. Dat is een stuk langer dan de afgelopen jaren en met meer mensen. De Nederlanders trekken op met Amerikaanse, Britse en Noorse collega’s. De andere landen schroeven hun aanwezigheid ook op. Het idee achter de opgevoerde militaire aanwezigheid is een tegenwicht bieden aan de groeiende belangstelling van de Russen voor het poolgebied.

Het is een taak die generaal Mac Mootry heel serieus neemt. „Dit is een heel ander verhaal dan de missies van de afgelopen decennia. Zolang je daarbij in je kamp bleef, was je veilig. Nu is de situatie dusdanig dat we nooit meer zeker zijn van onze veiligheid, omdat we het opnemen tegen een gelijkwaardige tegenstander en een heel diffuus slagveld. Dat doet wat met je, ik merk dat ook aan de ernst waarmee onze mensen deze taak oppakken. Eigenlijk is het voor het korps terug naar vroeger. Naar de tijd van de Koude Oorlog waarin we verantwoordelijk waren voor dit deel van Noorwegen”, zegt de commandant. Om er met een glimlach aan toe te voegen: „Terug naar een situatie die vooral oude mannen als ik nog kennen"

Bron : telegraaf.nl

Altijd op de hoogte? Meld u aan voor de wekelijkse nieuwsbrief